Blogopmaak

Vishangen bij Museum Spakenburg

De vishangen in de oorspronkelijke omgeving

Museum Spakenburg is gevestigd in een aantal panden die aan beide zijden van de Watersteeg zijn gegroepeerd. Voor een deel zijn de gebouwen een reconstructie van de historische situatie. Dat geldt niet voor de voormalige visrokerij. Deze visrokerij is gebouwd in 1877 en in 1991 volledig gerestaureerd.
De vishangen, zoals de rokerij in de volksmond wordt genoemd, zijn aangewezen als een rijksmonument. Dit omdat het gebouw van algemeen belang is als een herkenbaar voorbeeld van een zeldzaam type visrokerij met woning. Het is voorbeeld van de wijze waarop in de tijd van de Zuiderzeevisserij, de gevangen vis werd bewerkt en geconserveerd. Het is een herinnering aan de visserij uit een tijd dat Spakenburg economisch gezien volledig afhankelijk was van de visserij. Samen met de Botterwerf, de Visafslag en de Museumhaven, vormen deze elementen tastbare herinneringen aan het Zuiderzeeverleden.

De vishangen
De rokerij is in 1877 gebouwd in opdracht van Willem Muijs. Dat was in de tijd dat nog volop Zuiderzeevis als haring en ansjovis werd gevangen en verwerkt. In een van de muurankers is het bouwjaar af te lezen in Romeinse cijfers (MDCCC LXXVII).
Het gebouw bestaat uit vijf zogenaamde hangen waarin vis werd opgehangen om te worden gerookt. Elke hang bestaat uit een hoogopgaande ruimte onder een pannendak. Op de nok staan twee houten schoorstenen. De bakstenen gevels zijn voorzien van muurankers en vlechtwerk. In de onderkant van de hangen zit een luikje dat werd gebruikt om de rook af te voeren. Het interieur van de hangen geeft de oorspronkelijke situatie weer. De hangen zelf zijn afgesloten met zwartgeschilderde ijzeren boven- en onderdeuren.
Voor de eigenlijke hangen is een ruimte waar de vis werd verwerkt. Het pand ernaast, waarin nu het schooltje is ondergebracht, was een woning. De zolder diende voor de opslag van houtspanen en de spijlen waar de vis op werd geregen. Oorspronkelijk was er op de zolder een bedstede aanwezig. Waarschijnlijk voor extra werkvolk dat in drukke tijden nodig was. De zolder van de woning werd gebruikt voor het bergen van netten.
Verschillende generaties van de familie Muijs hebben de rokerij in eigendom gehad. Na verloop van tijd raakte ze buiten gebruik. De rokerij werd in 1981 verkocht aan de gemeente. Inmiddels was het geheel flink in verval geraakt. Na de nodige discussies bleef het pand voor de slopershamer bewaard en is het in de oorspronkelijke stijl gerestaureerd. Kort daarop werd het aangewezen als rijksmonument.

Visroken
De drukke haringtijd was van februari tot eind april. Afhankelijk van de plaats in de Zuiderzee waar de haring werd gevangen en het type net waarmee werd gevist, was er sprake van ‘sjaokelhering’, ‘reephering’, ‘jotterhering’ of ‘fuukhering’. De vangst werd gemeten in aantallen waarvoor speciale benamingen waren als ‘last’, ‘worp’ en ‘tal’. Een worp zijn vier haringen, een tal bestaat uit vijftig worp en dus in totaal uit tweehonderd haringen. Een last is vijftig tal en dus 10.000 haringen.
Voor de rokerij werd de haring gelost in zogenaamde ‘ziegers’. Dat zijn gevlochten manden die op een platte kruiwagen naar de rokerij werden gebracht.
De ongekaakte Zuiderzeeharing werd in twee grote haringbakken schoongespoeld. Daarna werden ze per twintig aan de houten ‘spielen’ geregen. Dat werd gedaan door vrouwen en meisjes. Dik ingepakt stonden ze uren achter de haringbak. Een koude bedoening. Als het weer het toe liet, werden de haringen buiten in de wind gedroogd. Kon dat niet, dan werden ze in de hangen boven elkaar opgehangen en licht gerookt. Deze haring was bedoeld om te bakken (bakbokking).
Daarnaast was er ‘harde hering’. Deze haring werd in pekelwater in de houten bakken gezouten. Nadat het zoute water een nacht was ingetrokken, werden ze op de spijlen geregen en vervolgens ongeveer zes uur lang gerookt tot ze bruin waren. Daarna werden ze per 100 stuks in houten kistjes verpakt.
Voor het roken werden in de hangen op de bakstenen vloertjes twee vuren gestookt. Daarvoor werden takkenbossen of spanen gebruikt. Voor een goede smaak moesten de spanen van wilgenhout zijn. Pas later werd ook houtmot gebruikt, maar dat dateert van de periode na de Tweede Wereldoorlog.
Na de haringtijd werd er) ansjovis verwerkt. Deze ansjovis werd gekopt en dik in het zout in kleine houten tonnen, zogenaamde “ ankertjes” gelegd. Deze visjes konden in de pekel jaren bewaard worden. Ook werd veel bot verwerkt en verhandeld, zodat de vishangen het
hele jaar in gebruik waren.

Sinds de restauratie maken de vishangen nu onderdeel uit van Museum Spakenburg. In de hangen wordt op een interactieve het werk in de rokerij verwoord terwijl op films de visserij en het werk in de fabrieken na de afsluiting van de Zuiderzee wordt getoond.

Arie ter Beek • 11 juli 2022

Overige artikelen

door Arie ter Beek 19 februari 2025
De sluis in de Eemdijk
door Arie ter Beek 29 januari 2025
Het Kolkplein na de demping van een deel van de kolk
door Arie ter Beek 22 oktober 2024
De botter BU 55 in de Oude Haven
door Arie ter Beek 9 oktober 2024
De Bonte Poort op een schilderij van H.W. Nieuwboer
door Arie ter Beek 31 juli 2024
De ingang in de jaren 1930
door Arie ter Beek 4 juni 2024
Kraoizeuken in Eigen Volk
door Arie ter Beek 24 april 2024
Titelpagina Van Bunschoten family
door Arie ter Beek 12 maart 2024
Defile van de afdeling in 1928 in Den Haag
door Arie ter Beek 9 januari 2024
Wat is Eemsnoer en de Canon van de Eem
door Jaap Groeneveld 9 januari 2024
Eembrugge op een kaart van rond 1750
Meer berichten
Share by: