Wat het woord ‘kraoizeuken’ betekent, mag nog wel redelijk bekend worden verondersteld. Voor wie dat niet weet, geeft het Dialectwoordenboek de volgende omschrijving: ‘Bezoek van jongens, al of niet op uitnodiging, aan een meisje, dat in gezelschap van haar vriendinnen op het ouderlijk huis paste; gewelddadig binnendringen en baldadig gedrag tijdens het bezoek waren de vaak voorkomende bijverschijnselen.’ In dit verband is ook het woord ‘kraoi’ van belang. Kraoi hên is een uitdrukking in de omgang tussen meisjes en jongens, waarmee werd aangegeven, dat meisjes op het huis pasten en eventueel bereid waren jongens te ontvangen’.
De vraag die naar aanleiding van dit gebeuren naar voren kwam, was welke betekenis het woord ‘kraai’ in dit verband had. Een vraag waar misschien een wat bijzonder antwoord op kan worden gegeven.
Bij het woord kraai wordt in eerste instantie gedacht aan de zwarte vogel met die naam. Maar het is ook een benaming voor iemand die, gekleed in zwarte kleren, helpt bij een begrafenisplechtigheid, bijvoorbeeld als drager of aanspreker. Het is een oud woord want als het Middelnederlands craeye van het Oudnederlandse kraia, wordt het al vanaf het jaar 1003 als deel van een naam aangetroffen. In de betekenis van ‘zangvogel’ is dat vanaf 1240. Maar het heeft ook nog als betekenis dat het iemand van het vrouwelijk geslacht is en dat is vaak negatief bedoeld. Dat lijkt erop dat dit de betekenis van het ‘kraai’ in kraaizeuken is. Bij dat gebeuren gaat het iemand over het zoeken naar een vrouw.
Bijzonder in dit verband is dat bij de echte zwarte kraaien het mannetje en het vrouwtje voor het leven bij elkaar blijven. En dat was eigenlijk het doel van kraoizeuken: een levenspartner vinden.
Hoe dat kraoizeuken in zijn werk ging, beschreef onderwijzer Jacob Hopman in een artikel in het blad Eigen Volk van 15 januari 1930 met als onderwerp: ‘Van kraaihouden tot bruidstranen’:
‘Zeg, vanavond is er kraai bij Cees van Marie van Jan Duijst’. Dit is de mooiste mededeling, die twee jongelui in Bunschoten elkaar kunnen doen. Het zegt hen, waar in de vrije avonduren iets te beleven is.
‘’Nou, dat treft. Geert van Griet heeft vanavond ook kraai, want ik heb d'r moeder vanmorgen te gast zien gaan. Ze ging naar “de Dikke”. Mooi, dan behoeven we niet in de regen te blijven lopen.”
De vrienden die elkaar in de middag ontmoeten, scheiden nu. Ze weten vooreerst genoeg. leder neemt zich voor, vlug het werk af te maken, uiterlijk zeven uur, gekleed en wel, op straat te zijn. Op een bekende plaats van samenkomst, op ’t Spui, of op een van de andere bruggen zullen ze elkaar wel weer vinden.
Daar zullen ze dan nog een poos blijven staan en nauwkeurig opletten, welke vaders en moeders op een half zeuventje gaan en welke vriendinnen naar elkaar toegaan.
De vriendinnen van Geert waren ‘s middags reeds naar Geert gegaan. Voor de opengeschoven gordijntjes, zaten ze een handwerkje te doen. Zo konden alle jongelui hen zien zitten en wisten die meteen, dat ze vanavond kraai hadden. Hentje en Peetje hadden om zeven uur de kleinere broertjes al onder de wol. De deuren werden zorgvuldig gesloten.
Peetje wilde terwille van Hentje nog wel andere jongens in huis, maar ’t werd al gauw zover, dat iedereen zei: Kees van Aal van Meut vrijt met Peetje van Gart. Vele jaren bleven ze verloofd. Toen Kees en Peetje ~te bruud” waren, zorgden de vrienden van Kees, dat ’s morgens de vlag op de botter stond.
Kees en Peetje waren nette jongelui, het was geen gedwongen huwelijk, daarom kon de vlag in de mast, anders zouden zijn ~vrienden” niet geschroomd hebben, tot schande van Kees, een zak in den mast te hijsen.
Al de vrienden van Kees en de vriendinnen van Hentje kwamen op de „bruudstranen”, De eerste tijd van hun huwelijk toen ze nog geen kinderen hadden, gingen ze iedere zondagavond naar hun ouders. De zusters van Kees en Peetje mochten om de beurt op het huis passen en hadden dan kraai.
Uit deze schets kan iemand, die niet in Bunschoten, Spakenburg en Eemdijk bekend is, zich enigszins een voorstelling vormen, hoe het kraai zoeken” plaats heeft. Sommige folkloristen spreken van het „Kraaienvangen” dit woord is in Bunschoten niet bekend. Anderen zeggen ”Kraaienzoeken”. Ook dat klinkt vreemd en doet bespottelijk aan. In Bunschoten is er geen sprake van een laddertje, dat men voor een raampje zou zetten, om de “kraaien” gelegenheid te geven, binnen te vliegen. Uit het bovenstaande blijkt juist het tegendeel.’
Alle rechten voorbehouden | CENTRUM VOOR ERFGOED EN CULTUUR