Blogopmaak

Gedenkplaat bij de oorlogsgraven

Bij de oorlogsgraven is een gedenkplaat gelegd met daarop de namen van militairen die in Nederlands-Indië zijn gesneuveld tijdens de Tweede Wereldoorlog en de politionele acties daarna. Dat zijn Rutger van de Vuurst, Jan Bos, Jacobus de Graaf, Jan Koelewijn en Arres Huijgen. Ook de naam van Emilien Drapeau, de gesneuvelde Canadese militair, is daarop genoemd. Informatie over de laatste is te vinden op een aparte pagina.




Op 25 juli 1943 in Tamarkan:                                           Rutger van de Vuurst (25 jaar)

Rutger van de Vuurst is geboren op 10 april 1918 en overleden op dinsdag 20 juli 1943 bij de beruchte Birma-spoorweg (locatie: Tamarkan, Thailand). Hij is, net als Jan Bos,  begraven op het Thaise ereveld Kanchanaburi. Bij zijn begrafenis was ook plaatsgenoot Willem van den Hoogen aanwezig. Bijzonder is dat Van den Hoogen op dezelfde dag in 1939 met de handschoen trouwde als Rutger van de Vuurst.

Rutger was op 7 juli 1939 ‘met de handschoen’ gehuwd met Hendrikje Muijs. Met de handschoen trouwen is een huwelijkssluiting waarbij een van de partners niet aanwezig kan zijn. Dat was in dit geval Rut, omdat deze als militair in Indonesië was gestationeerd. Hij woonde in Bandoeng in Nederlands Oost-Indië. Tijdens de ceremonie werd hij vervangen door een gevolmachtigde. Dat was zijn broer Hendrik van de Vuurst.

De Spakenburger was ingedeeld bij de Brigade Infanterie van het KNIL (Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger). Rutger werd krijgsgevangene gemaakt en te werk gesteld aan de Birmaspoorweg. Tijdens dit zware werk in de tropen is hij zeer waarschijnlijk aan ontberingen overleden. 

De aanleg van deze spoorlijn was ontsproten aan het brein van de Japanners. Die wilden een kortere verbinding van Japan via India naar de Arabische wereld. Een spoorlijn die werd aangelegd door een praktisch onbegaanbaar oerwoud in een ongezond klimaat. Een lijn over rotspartijen, door zware grond, moerassen en andere moeilijke omstandigheden. De spoorlijn begon in Moulmein in Burma (Birma) en eindigde bij Bangkok in Thailand. Een afstand van maar liefst 415 kilometer! Een plan dat eerder onuitvoerbaar werd geacht door de omstandigheden. Om het toch te realiseren, transporteerde Japan tienduizenden krijgsgevangenen naar de beginpunten van de spoorlijn. Vandaar moesten ze in slopende dagmarsen soms honderden kilometers ver naar een van de tientallen werkkampen lopen.

Het werk was onmenselijk en naar schatting komen zo’n 200.000 mensen om bij de aanleg van deze spoorweg.

Zijn vrouw Hendrikje was ook naar Indië verhuisd en samen kregen ze een zoon die ze de naam Johan gaven. In de oorlog zaten zij ook in een kamp. Uiteraard een traumatisch ervaring. Later hertrouwde ze met Jo Dijkhof, die later ook aan de Birmaspoorweg te werk werd gesteld. Na de bevrijding zijn ze herenigd en keerden ze naar Nederland terug.

Pas ver na de bevrijding van Nederland, in september 1945, ontving de familie in Bunschoten bericht van zijn overlijden. Dat blijkt uit een advertentie in de Bunschoter Bode van 21 september 1945: ‘Heden ontvingen wij de droeve tijding van een zijner vrienden dat onze zoon, behuwd zoon en broeder Rutger van de Vuurst In Japansche gevangenschap overleden is. Mijne wegen zijn niet uwe wegen.’

 

Op 20 juli 1943 in Kinsayok in Thailand:             Jan Bos (56 jaar)

Jan Bos is geboren op 12 augustus 1886 en overleden op dinsdag 20 juli 1943 in een Japans concentratiekamp. Dit is het verhaal van de zoon van een Spakenburgse visser die in een donker oerwoud triest aan zijn einde kwam. Iemand die al van zijn pensioen genoot maar toch te maken kreeg met de ontberingen van een nutteloze oorlog.


Jan Bos werd geboren in de Hoekstraat in Spakenburg. Zijn vader was Lubbert Bos, visser op de BU 68. Zijn moeder is Geertje Koelewijn die in 1897 overleed op de leeftijd van 33 jaar. Vader bleef achter met vijf jonge kinderen. Jan Bos was de oudste en moet met zijn vader mee naar zee. Later hertrouwd zijn vader en worden er nog negen kinderen geboren.

Na een aantal jaren als visser te hebben gewerkt, wordt Jan op 19-jarige leeftijd ingedeeld als ‘loteling’ bij het 5e Regiment Infanterie. In het Koloniaal Werfdepot in Harderwijk werd hij klaargestoomd voor een verblijf in het leger in Nederlands Indië. Datzelfde jaar verlaat hij Nederland en komt er nog slechts enkele keren terug. Eerst tekent hij voor twee jaar en doet hij dienst op Sumatra. In 1909 komt hij voor een paar maanden terug naar Nederland maar vertrekt datzelfde jaar opnieuw naar Padang op Sumatra. Nu voor langere tijd.


In Nederlands Indië trouwt Jan in 1920 met Greet (Greta Wilhelmina) Pattinama die in Djokjakarta is geboren. Uit dit huwelijk worden vier kinderen geboren. Dat zijn Lubertus (Bep) in 1921, Maria Geertruida (1922), Adriaan Jan (1925) en Tonia Johanna (1929).


In de loop van de tijd maakt Jan verschillende keren promotie en wordt hij tot slot Sergeant Majoor Instructeur. Begin 1929 komt hij opnieuw naar Nederland. Tijdens dit verlof van zeven maanden, heeft hij voor de laatste keer Spakenburg bezocht. Op 2 oktober 1929 gaat Jan terug naar Nederlands Indië. Hij beseft op dat moment niet dat hij zijn vader, Spakenburg en Nederland nooit meer zal zien.

In 1930 wordt Bos bevorderd tot Adjudant Onderofficier Instructeur en krijgt ruim een jaar later eervol ontslag. Hij kan van zijn pensioen gaan genieten. Ook al is hij dan nog maar 46 jaar oud.


Hij kan een flinke tijd van zijn pensioen genieten. Tien jaar later is dat voorbij als ook Nederlands Indië in de Tweede Wereldoorlog wordt betrokken. De bezetting van Nederland deed de regering beseffen dat Nederlands Indië nauwelijks over een goed leger beschikt. Er wordt een Algemene Mobilisatie afgekondigd en Jan Bos treedt in 1941 als Adjudant Onder Officier toe bij het Reserve Korps van het KNIL. De maatregelen moeten voorkomen dat de Japanners Nederlands Indië bezetten. Maar het liep anders.

Zo wordt Jan Bos in maart 1942 in Poerworedjo op Java krijgsgevangen gemaakt door de Japanners. Hij wordt, zoals zoveel gevangenen, onder erbarmelijke omstandigheden op transport gesteld naar Thailand. Hij komt terecht in een Japans krijgsgevangenkamp in Siam. Daar wordt hij te werk gesteld aan de beruchte Burma-spoorlijn.

Onder hen zijn naast Jan Bos, de plaatsgenoten Abram de Jong, Willem van den Hoogen en Rutger van de Vuurst. De laatste kwam eveneens om het leven.


Jan Bos stierf op 56-jarige leeftijd ‘na een langdurig ziekbed’ aan een acute darmontsteking als gevolg van dysenterie. In een verklaring van zijn doodsoorzaak wordt geschreven, ‘Vanuit Bampong, 75 kilometer ten westen van Bangkok en het eindpunt van den Burma-Siam spoorweg, werden begin 1943 verschillende werkgroepen naar boven gedirigeerd.

Het transport ging gedeeltelijk per vrachtwagen, doch het grootste deel van den weg werd te voet afgelegd. Deze geforceerde marschen onder zeer ongunstige omstandigheden wat betreft voeding, ligging en medische verzorging waren fnuikend voor de gezondheid van velen. In de werkkampen waren de toestanden niet beter, zodat velen geen kans hadden om de gevolgen van het transport te boven te komen. Ook wijlen Jan Bos hoorde hiertoe.’


Jan wordt eerst begraven in Siam en in 1945 herbegraven op het ereveld Kanchanaburi War Cemetery te Kanchanaburi (Thailand). Pas in december van dat jaar hoorde zijn oude vader van het overlijden van zijn oudste zoon. Het enige wat hij nog kon doen, was een advertentie plaatsen in de Bunschoter Bode. Een paar jaar later werd de naam van Jan Bos ook opgenomen op een van de gedenkplaten op het oorlogsmonument.

Op zijn graf in Thailand ligt een vierkante zwarte plaat met daarop de tekst: Koninkrijk der Nederlanden. Daaronder de Nederlandse leeuw en dan ‘J. Bos ADJ.O.O. INF. 12.8.1886 - 20.7.1943’.


Via de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen in Heerlen kreeg Leo Dijkstra, een kleinzoon van Jan Bos informatie over de mogelijkheid van het postuum toekennen van het Mobilisatie-Oorlogskruis. Dat wordt in maart 2004 toegekend. In een begeleidende brief wordt namens de minister van Defensie onder meer geschreven: ‘Het verheugt mij u te kunnen mededelen dat als blijk van respect en waardering voor zijn inzet onder buitengewoon moeilijke omstandigheden - bij deze - alsnog het Mobilisatie-Oorlogskruis postuum wordt toegekend.’

Een verrassing voor Dijkstra dat het lukte. Daarover schrijft hij zelf: ‘Waanzinnig trots was en ben ik, dat mijn opa ruim 60 jaar na zijn overlijden een onderscheiding toegekend krijgt. En dat ik, zijn kleinzoon, dit voor hem heb kunnen doen. Uit respect, voor zijn eer! Die dag heb ik de vlag voor hem uitgehangen. Het certificaat en de onderscheiding krijgen een speciaal plekje bij mij thuis.’


Op 20 september 1944 in Kuching, kamp Lintang:        Jacobus de Graaf (35 jaar)

Jacobus de Graaf is geboren op 15 juli 1909 en overleden op woensdag 20 september 1944. Deze zoon van een visserman woonde aan de Oude Schans. Op 30 oktober 1937 was hij als militair vertrokken naar Nederlands Oost-Indië. Hij diende daar als sergeant bij de Luchtartillerie, een onderdeel van het KNIL (Koninklijk Nederlands-Indisch Leger). Hij overleed aan de gevolgen van malaria in kamp Lintang in de plaats Kuching (Serawak). Daar werd hij in eerste instantie ook begraven. In september 1946 werd zijn lichaam overgebracht naar de oorlogsbegraafplaats Labuan op Borneo. Dat was niet zijn laatste rustplaats. Op 9 november 1951 vond zijn herbegrafenis plaats op het Nederlands Ereveld te Menteng Pulo in Jakarta.

Van de herbegrafenis werd de familie in Bunschoten niet op de hoogte gesteld. De beschikbare gegevens bevatten geen informatie over het adres van de familie. Het kostte veel tijd om dat te vinden vanwege het feit dat de gegevens van tienduizenden moesten worden achterhaalt. Pas in 1963 kreeg zijn onwetende broer Klaas inlichtingen daarover (de ouders waren inmiddels overleden). Deze gang van zaken werd door de landelijke Oorlogsgravenstichting ten zeerste betreurd.

Al eerder was in de Bunschoter Bode een overlijdensadvertentie geplaatst met de tekst: ‘Wij hebben het ontstellende bericht ontvangen, door bemiddeling van Sergeant Brand Krijgsman, dat onze lieve Broeder, Zwager en Oom JACOBUS DE GRAAF in leven Sergeant bij het Korps L.D. Artillerie te Soerabaja N.O.I. op 20 september 1945 in ’t kamp Batoe-Merach te ambon aan malaria is overleden in de leeftijd van 36 jaren.

Des Heeren weg is in ’t heiligdom. Hij is wijs en heilig in al z’n doen. Wij treuren, maar niet als degenen die geen hope hebben.’ In de advertentie is sprake van een ander kamp dan in de officiële gegevens is opgenomen.

Jacobus was verloofd en was van plan te gaan trouwen met een Amerikaanse vrouw: Christina C. Cordeiro uit Newcastle in de staat Delaware. De trouwerij ging niet door omdat de Tweede Wereldoorlog uitbrak.

 

Op 16 oktober 1946 in Tjimahi:                            Jan Koelewijn (22 jaar)

Jan Koelewijn  is geboren op 18 november 1923 en hij woonde op de Weikamp 72. Hij was de jongste zoon van Willem Koelewijn en Jannetje Bos. Hij was matroos op de binnenvaart.

Als dienstplichtig militair was Jan Koelewijn in november 1945 naar Nederlands-Indië vertrokken, waar hij zijn taak verrichtte als soldaat eerste klas van de Koninklijke Landmacht.


Volgens de autoriteiten kwam Koelewijn om het leven bij een noodlottig verkeersongeval. Dit in Tjimahi op woensdag 16 oktober 1946. Tjimahi is een plaats op West-Java, waar meerdere interneringskampen stonden. Elders wordt als doodsoorzaak ook genoemd: ‘Gesneuveld’. Het herdenkingsboek van dit Bataljon, uitgegeven in 1951, schrijft maar kort over wat er gebeurde tijdens een transport op die bewuste woensdag: ‘Soldaat Koelewijn overlijdt aan de gevolgen van een hem op de 15e overkomen auto-ongeval.’

In de ‘Bunschoter Bode’ van 25 oktober 1946, die Jan aanduidt als ‘vrijwilliger’, wordt geschreven over ‘de schrikkelijke tijding’ die de familie Koelewijn had ontvangen over het auto-ongeluk. En tekent aan: ‘Hoe de ware toedracht van dit ongeluk is, weet men hier nog niet. Dat zullen we later wel horen.’

Binnen de familie is er twijfel over de aangegeven doodsoorzaak. Grietje de Graaf-Koelewijn (geb. 1939), een nichtje van Jan, weet zich te herinneren dat zij vroeger door Willem Koelewijn verteld kreeg dat dit niet zo was. Deze Willem Koelewijn zat in hetzelfde regiment als Jan. Hij heeft bij thuiskomst verklaard dat het groepje waarin zijn strijdmakker zich bevond in een hinderlaag is gelopen. En dat Jan door een inheemse strijder dodelijk in zijn nek is getroffen met een kapmes of een ander steekwapen. Aan dit ‘getuigenverslag’ werd door Jans familie veel waarde gehecht. Wellicht was een auto-ongeluk als doodsoorzaak door Defensie bedoeld als verzachtende omstandigheid voor de nabestaanden.


Jan was verloofd met Hendrikje van de Groep (1928-1998), dochter van Willem van de Groep. Hentje is later gehuwd met Jacob de broer van Jan.

Bedroefde vrienden van Jan schreven in een rouwadvertentie: ‘Zijn kameraadsgeest en hartelijkheid zal lang bij ons in herinnering blijven.’

De rouwende familie brengt in een advertentie in de ‘Bunschoter Bode’ en in het regionale christelijk-gereformeerde ‘Kerkblad’ haar verdriet aldus onder woorden:

‘De Heere, die geen rekenschap geeft van Zijne daden, trooste ons in dit voor ons zoo smartelijk verlies’. Met daarbij de Bijbeltekst Psalm 39:10: Wij zullen onzen mond niet opendoen, want Gij hebt het gedaan.

Ook de eigen predikant ds. J.H. Velema wijdt in hetzelfde kerkblad andacht aan dit familiedrama: ‘Een jongeling in de bloei van zijn jaren in Nov. ’45 vertrokken met de leus “op naar Soekarno” naar de Oost, in zijn verlofdagen in het Javaansch gebergte bij een auto-ongeluk omgekomen. Het was een jobstijding. De slag was bijna te groot. De Heere sterke alle rouwdragenden en geneze van ernstige ziekte. En de jeugd der gemeente moge hooren en luisteren naar Gods genadeklokken, die nu nog zoo liefelijk noodigen!’

 

Jan zijn rustplaats lag aanvankelijk in Tjimahi, maar begin jaren 1960 is hij herbegraven op het Nederlands Ereveld Pandu in de stad Bandung. Na een verzoek van zijn moeder kreeg ze in november 1962 van de Oorlogsgravenstichting een foto van het graf toegestuurd. In 1967 volgde er een aanbod van het Reisfonds Verre Oosten om het graf te kunnen bezoeken, maar via loting. Daar voelde ze niet voor, omdat ze dan waarschijnlijk buiten de boot zou vallen.

Behalve op het monument in Spakenburg, prijkt de naam van Jan Koelewijn ook in Amersfoort op een plaquette van een gedenkmuur. Dit monument stond op het terrein van de Bernhardkazerne, ter nagedachtenis aan de overleden oorlogsvrijwilligers in het 1e Bataljon - 5e Regiment Infanterie (5RI). De gedenkmuur is later verplaatst naar de Johannes Postkazerne te Darp (bij Havelte). Daar is een legeronderdeel gevestigd dat de tradities van 5RI in ere houdt. De leden van het 1e bataljon 5RI waren te herkennen aan een krokodillenkop op het mouwembleem van hun uniform. Ze werden ook wel de Boeaja’s genoemd (buaya is het Maleis voor: krokodil). 


Op 2 juli 1949 in Solok:                                          Arres Huijgen (22 jaar) 

Arres Huijgen is geboren op 29 april 1927 in Eemdijk als een zoon van veehouder Karel Huijgen en zijn echtgenote Hendrikje van Diermen. Hij werkte later bij Hop Beton in Eembrugge en behoorde tot de Christelijke Gereformeerde Kerk van Eemdijk.


Als dienstplichtig soldaat bij de Koninklijke Landmacht werd hij in 1947 ingelijfd bij het Regiment Prinses Irene. In december 1947 kwam hij aan in Nederlandsch Indië. Vanaf 1 juni 1948 behoorde hij tot het Garderegiment Prinses Irene. In dienst van dat regiment kwam hij op zaterdag 2 juli 1949 om in Solok bij Padang, het westen van het Indonesische eiland Sumatra. Hij kreeg bij schermutselingen een schotwond diagonaal door de borst. Hij werd eerst begraven op het Ereveld in Padang. Eind 1962 is hij herbegraven op het ereveld Leuwigadjah te Padang. Daar rust Arres Huijgen tot de jongste dag. Op zijn graf staat een eenvoudig wit houten kruis met zijn naam, zijn rang (Dpl.Sld.3-5-G R IR KL) en zijn geboorte- en sterfdatum.

 

Het bekend worden van het nieuws bracht een grote schok te weeg in de toen nog kleine gemeenschap in Eemdijk. Het nieuws werd op zondag bekend en zorgde voor enige verwarring omdat een andere Bunschoter met dezelfde naam in Indonesië gelegerd was. Toen duidelijk was wie het betrof, moest de familie worden ingelicht. Ouderling T. Visser had de moeilijke taak om de ouders in te lichten. Zijn boodschap bracht begrijpelijk een grote droefheid in het huis van de familie Huijgen. Zijn moeder was altijd een heel opgeruimde vrouw, maar het overlijden gaf een klap die ze niet snel meer te boven kwam.

Het schijnt dat Arres bijzonder op zag tegen zijn uitzending naar Indië. Tegen zijn moeder zei hij voor zijn vertrek dat hij het voorgevoel had dat hij niet terug zou komen. Het moet het afscheid alleen maar zwaarder hebben gemaakt. En helaas was zijn voorgevoel juist. Over de wijze waarop hij is gesneuveld, is niet veel bekend. Het schijnt dat het gebeurde tijdens een patrouille bij de plaats Solok op Sumatra. Hij was degene die op dat moment belast was met het dragen van de mitrailleur. Voor de vijand de gevaarlijkste man die als eerste moest worden uitgeschakeld. Of er tegelijk nog andere militairen zijn gesneuveld, is niet bekend.

In Eemdijk werd op 9 juli een rouwdienst gehouden. De tekst op de rouwkaart verwees naar Psalm 145: De Heere is recht, in al Zijn weg en werk.

Hij rust in vrede, ver van zijn geboorteplaats aan de boorden van de Eem. Een slachtoffer van een oorlog die om meerdere redenen niet was te winnen.


Arie ter Beek • 28 februari 2022

Overige artikelen

door Arie ter Beek 19 maart 2025
De situatie vanaf de andere kant
door Arie ter Beek 5 maart 2025
Ligging van de sluis en de sluissloot
door Arie ter Beek 19 februari 2025
De sluis in de Eemdijk
door Arie ter Beek 29 januari 2025
Het Kolkplein na de demping van een deel van de kolk
door Arie ter Beek 22 oktober 2024
De botter BU 55 in de Oude Haven
door Arie ter Beek 9 oktober 2024
De Bonte Poort op een schilderij van H.W. Nieuwboer
door Arie ter Beek 31 juli 2024
De ingang in de jaren 1930
door Arie ter Beek 4 juni 2024
Kraoizeuken in Eigen Volk
door Arie ter Beek 24 april 2024
Titelpagina Van Bunschoten family
door Arie ter Beek 12 maart 2024
Defile van de afdeling in 1928 in Den Haag
Meer berichten
Share by: