Tegenwoordig is een orgel in een kerk heel gewoon. Een paar eeuwen geleden was dat heel anders. In Bunschoten werd in 1860 het eerste orgel in gebruik genomen in de aloude Sint Catharinakerk. Naast deze kerk was er op dat moment overigens maar één ander kerkgebouw. Dat was het kerkgebouw aan de Kerkstraat dat later als school en worstfabriek in gebruik is geweest. Maar daarin stond geen orgel. Dat was geen zeldzaamheid want in oude tijden waren er mensen die het orgel als een ‘nieuwigheid’ zagen en vonden dat het afbreuk deed aan de eredienst.
Het plaatsen van het orgel in de kerk is zonder veel discussie gerealiseerd. De eerste keer dat over een orgel wordt geschreven, is in het kerkenraadsverslag van 10 mei 1859. Ter gelegenheid van een kerkvisitatie wordt melding gemaakt van het feit dat de kerkenraad een plan heeft opgevat om een orgel te laten maken. De kerkvisitatoren nemen hiervan met instemming kennis. Op dat moment was er dus al een besluit genomen. Een belangrijk besluit, maar toch is er in de korte notulen van de kerkenraad van die tijd niets terug te vinden. Net zo min als over het in gebruik nemen ervan. Over dit laatste is wel geschreven in ‘Boekzaal der geleerde wereld’, een tijdschrift uit die tijd voor de protestantse kerken:
‘Bunschoten, 18 november 1860. De dag van heden was voor onze gemeente een blijde dag. Des voormiddags had in onze openbare godsdienst de inwijding plaats van het orgel, welks welluidende toonen van nu aan ons kerkelijk gezang zullen begeleiden. Onze Leeraard, Ds. A. van der Flier, sprak bij deze gelegenheid een toepasselijk woord, waarvan de CL Psalm de grondslag uitmaakte. Onze hartelijke dank zij bij deze toegebragt aan onzen vroegeren Leeraard, Dr. L. de Geer, aan wiens edelmoedige milddadigheid vooral wij ons orgel te danken hebben. Eere zij ook aan den vervaardiger, den Heer Witte, van Utrecht, wiens arbeid, bij eene eerste proeve aan aller verwachting uitnemend heeft beantwoord, wien wij daarom ook met volle vrijmoedigheid aanbevelen aan allen, die het gebouw hunner openbare Godsvereering van een orgel zouden wenschen te voorzien.’
Interessant om te lezen dat het aan de edelmoedige milddadigheid van dominee L. de Geer was te danken dat het orgel er was gekomen. Dat betekende niet dat hij het orgel aan de gemeente schonk, zoals abusievelijk wel is gedacht, maar dat hij zorgde voor middelen om het orgel aan te kunnen kopen. Een contract voor de bouw van het orgel werd gesloten in augustus 1859 en in dezelfde maand nam dominee De Geer een beroep aan naar Baambrugge. De ingebruikneming van het orgel maakte hij daardoor niet mee als predikant van de gemeente.
Het orgel zelf kostte fl 3.150,-- Daarvoor moest in de kerk een galerij worden gebouwd en de kosten daarvan bedroegen fl 840,--.
Ondanks de respectabele leeftijd die het orgel inmiddels heeft bereikt, is het nog altijd uitermate geschikt voor de begeleiding van de erediensten. Natuurlijk hebben er in de loop der tijd restauraties plaatsgevonden, maar dat heeft aan de waarde niets veranderd. Net zo min als het doel waar het orgel voor is bedoeld, zoals het zo mooi in Psalm 150 staat:
Laat zich 't orgel overal
Bij het juichend vreugdgeschal
Tot des Heeren glorie, paren.
Alle rechten voorbehouden | CENTRUM VOOR ERFGOED EN CULTUUR